Waarom is de standard labtest voor Lyme niet beslissend ?

Zowel in het reguliere circuit als in het complementaire is het opsporen van de Borrelia bacterie en sommige co-infecties heel lastig. De twee meest gebruikte tests in de reguliere zorg zijn de enzymegekoppelde immunosorbent tests (ELISA of EIA) en immunoblots (IB). Elisa wordt vaak als eerste test gebruikt, en indien positief wordt IB toegepast. Deze tests meten de immuun (antistoffen) respons van de patiënt op de infectie, niet de infectie zelf. Borrelia is een bijzonder beestje en kan het immuunsysteem enorm misleiden en zo een normale immuunreactie voorkomen. Dat leidt tot veel vals negatieve uitslagen, gebrek aan erkenning en adequate behandeling.

Waarom is het zo moeilijk om de bacterie op te sporen?

Het speeksel van de teek is rijk aan farmacologisch actieve stofjes die zich snel door het lichaam kunnen verspreiden. Van de 120 eiwitten in tekenspeeksel is er slechts van enkele bekend wat ze doen en hoe ze werken. Ze hebben krachtige effecten op de drie belangrijkste afweermechanismen van de gastheer (1):

  1. Remming van het Bloedstollingssysteem
    Teken proberen bloed te drinken zonder de stollingsfactoren en immuunmoleculen die hun voeding zouden kunnen verstoren. Daarom bevat het speeksel van de teek componenten die voorkomen dat het bloed stolt.

  2. Onderdrukking van Immuunmediatoren
    Belangrijke signalen van het immuunsysteem, zoals 'alarmins' en andere mediatoren die verantwoordelijk zijn voor zwelling, roodheid en warmte op de infectieplaats, worden onderdrukt. Ontstekingsremmende stoffen worden ook in een vroeg stadium gestimuleerd.

  3. Remming van de Immuunrespons
    Zowel het aangeboren immuunsysteem als het complementsysteem worden onderdrukt. Het alternatieve pad – een van de drie primaire functies van het complementsysteem – is een cruciale eerste verdedigingslinie tegen binnendringende ziekteverwekkers en speelt een rol in de resistentie tegen teken.

Door het immuunsysteem te onderdrukken, komt het speeksel van de teek onbedoeld de bacterie ten goede. Voordat de teek zijn onderdrukkende stoffen (samen met andere ziekteverwekkers) in de gastheer injecteert, neemt hij eerst een slokje bloed. Dit stelt Borrelia in staat om het bloed van de gastheer te onderzoeken, zelfs voordat de teek het lichaam verlaat. Eenmaal in het lichaam kan Borrelia zich opmerkelijk goed aanpassen aan nieuwe omgevingsomstandigheden, zoals veranderingen in temperatuur, zuurgraad en andere factoren (2).

De geavanceerde ontwijkingsmechanismen van Borrelia

De bacterie heeft meerdere vormen: een spiraalvormige (spirocheet), een cystevorm, een biofilm-achtige structuur. Deze aanpassingen maken het voor het immuunsysteem én diagnostische tests lastig om de bacterie te detecteren.

Borrelia heeft drie omhullingen waarvan de buitenste celwand, net als bij andere bacteriesoorten, uit een slijmerige laag van oppervlakte-eiwitten (Outer Surface Proteïne/Osp) bestaat. Deze ‘slijmhuid’ beschermt tegen de T-cellen van het immuunsysteem. Bij gemiddelde gram-negatieve bacteriën zijn deze oppervlakte-eiwitten in slechts 3 genen versleuteld. Bij Borrelia zijn hierbij echter 150 genen betrokken. Door middel van horizontale gen-overdracht kan de bacterie deze oppervlakte-antigenen voortdurend veranderen, zich camoufleren door eiwitten van het gastheerorganisme na te bootsen en zo het immuunsysteem misleiden.

Borrelia kan zich verbergen in weefsels zoals gewrichten, zenuwstelsel en de hersenen, waardoor het moeilijk is om in bloedmonsters aan te tonen.

Borrelia en het immuunsysteem

De eerste verdedigingslinie, die door het immuunsysteem wordt geïmplementeerd om de gastheer tegen ziekteverwekkers te beschermen, is het complementsysteem. Dit systeem is een strak gereguleerde cascade van enzymatische eiwitten die verantwoordelijk zijn voor het markeren en fagocyten van ziektemakers. Zowel Borrelia als de tekenspeeksel kunnen het complementsysteem remmen en de CRP-waarden laag houden.

Op de plek van besmetting, als reactie op ziekteverwekkers, produceert het aangeboren immuunsysteem verschillende antimicrobiële eiwitten en peptiden. Borrelia-bacterie heeft resistentie aangetoond tegen antimicrobiële eiwitten als lactoferrine, azurocidine en proteïnase 3; evenals een beperkte gevoeligheid voor lysosomen. De weerstand tegen lactoferrine, een ijzerbindend-transporteiwit, is deels te wijten aan het feit dat Borrelia in tegenstelling tot andere bacteriën geen ijzer nodig heeft om te overleven (3)

De cellen van het aangeboren immuunsysteem, dendritische cellen, neutrofielen en macrofagen, zijn vanwege hun nabijheid in de huid snel ter plaatse van de besmetting. Ze hebben het vermogen om de bacterie te fagocyteren, een ontstekingsreacties te initiëren en om op te treden als antigeen-presenterende cellen. De antigeen-presenterende cellen kunnen via de tolachtige receptor 2-TLR2 de opervlakte-antigenen van Borrelia-bacterie ‘registreren’ en daarop reageren. Dat leidt tot productie van verschillende cytokines, met name pro-inflammatoire cytokines zoals TNFα, IL-6 en IL-12. Het doel is om de bacterie te vernietigen. Vervolgens gaan de cellen een ontstekingsremmende cytokine IL-10 produceren om de inflammatie ‘te blussen’  om zo een onbedoeld weefselschade te voorkomen. Borrelia stimuleert vroegtijdige toename van IL-10 en onderdrukt daarmee fagocytose en de secretie van de pro-inflammatoire cytokines.

Dendritische cellen migreren naar de lymfeknoppen waar ze de Borrelia-antigenen aan het verworpen immuunsysteem presenteren. De T-cellen van het verworpen immuunsysteem zijn aanwezig in de lymfeknoppen als T-naïeve cellen die nog niet in aanraking met een ziekteverwekker zijn geweest. Pas na een contact met een antigeen worden ze actief en gedifferentieerd. Antigeen-presentatie is een cruciale functie van het aangeboren immuunsysteem. Zonder duidelijke instructie kan het verworpen immuunsysteem niet specifiek reageren en de juiste antistoffen produceren.

De rol van het adaptieve Immuunsysteem

Hoewel niet exclusief, bestrijdt het verworpen immuunsysteem intracellulaire pathogenen via een sterke Th1-reactie, gekenmerkt door een verhoogde productie van IFN-γ, dat o.a. de fagocytose door macrofagen verder stimuleert. Th1 cellen worden dus actief als reactie op virussen, intracellulaire bacteriën als Borrelia en de meeste ééncellige darmparasieten. Onderzoek laat zien dat Borrelia Th1-activatie sterkt vermindert. Borrelia is namelijk in staat om eigen eiwitcoating (antigen) voortdurend te veranderen. Zo krijgen de naïeve T-cellen geen duidelijk beeld van de indringer.

 De Th2 cellen respons is van vitaal belang voor de afweer van de gastheer tegen extracellulaire pathogenen en weefselschade. Th2 wordt gekenmerkt door een toename van de IL-4, IL-5 en Il-13 productie. Daarnaast zorgen Th2 cellen voor groei, herstel en reparatie van wonden en de extracellulair matrix. Dit doen ze door de mestcellen te prikkelen om o.a. histamine vrij te laten. Samen met de B-cellen (de humorale afweer) werken ze anti-inflammatoir, tenzij ze niet chronisch geactiveerd zijn. Dit deel van ons afweersysteem is in staat om onderscheid te maken tussen wat tot ons eigen lichaam behoort en wat vreemd is, zoals extracellulaire bacteriën, parasieten, sommige virussen, allergenen maar ook bloedcellen met een afwijkende bloedgroep. Wanneer het lichaam wordt blootgesteld aan vreemde  antigenen, worden dus de B-cellen geactiveerd. Eenmaal geactiveerd, splitsen B-cellen zich in B-geheugencellen en B-plasmacellen.

B-plasmacellen kunnen specifieke antistoffen produceren die behoren tot de familie van de immunoglobulinen. De antistoffen 'taggen' de antigenen (Borrelia) zodat de Th1-cellen ze makkelijker kunnen vinden en doden. Cellulaire immuundeficiënties door stressvolle situaties, therapieën met cortison, chemotherapieën, mycotoxinen enz., kunnen de aantal B-cellen (dus ook antistoffen) verlagen.

De eerste paar weken na de besmeting kan het lichaam nog geen antistoffen aanmaken. Daarnaast heeft vijf tot tien procent van de Nederlanders antistoffen in zijn bloed door in het verleden doorgemaakt besmetting met Borrelia (al dan niet met klachten). Bovendien wordt er getest op vrije antistoffen en dus niet op antistoffen die al gekoppeld zijn aan de Borrelia-antigen. De test is dan vals negatief en Borrelia heeft de vrije loop in het lichaam. Bij veel ziekten geven antistoffen in het bloed bescherming tegen een vervolg besmetting met dezelfde bacterie of virus. Helaas geldt dit niet voor Borrelia. Bij iedere nieuwe aanraking met een besmette teek kan je opnieuw ziek worden.

Conclusie

De weg naar adequate Borrelia-antistoffen respons (wat de reguliere zorg test) is lang en ingewikkeld. Het wordt beïnvloed door allerlei factoren zoals de teekspeeksel, de unieke ‘vermomming-eigenschapen‘ van de bacterie, de capaciteit van het lichaam om een gebalanceerde Th1/Th2 respons te creëren, de genetische aanleg van de gastheer, de aanwezige co-infecties enz. Borrelia is uitzonderlijk goed aangepast om het immuunsysteem te omzeilen en te manipuleren, wat een belangrijke reden is dat de ziekte van Lyme zo hardnekkig en complex kan zijn. Het begrijpen van deze interacties tussen Borrelia en het immuunsysteem biedt nieuwe inzichten die essentieel zijn voor het ontwikkelen van effectievere manier van testen.

De diagnose ziekte van Lyme zou gebaseerd moeten zijn op klinische symptomen, ziekteverloop, geschiedenis en blootstellingsrisico. De testen moeten een ondersteunende rol hebben, geen uitsluitende rol!                 

  1. Šimo L, Kazimirova M, Richardson J, Bonnet SI. The Essential Role of Tick Salivary Glands and Saliva in Tick Feeding and Pathogen Transmission. Front Cell Infect Microbiol. 2017 Jun 22;7: 281. doi: 10.3389/fcimb.2017.00281. PMID: 28690983; PMCID: PMC5479950

  2. Storl Wolf-Dieter (2012); ‘De ziekte van Lyme’ 9789020206630      

  3. Anderson C, Brissette CA. The Brilliance of Borrelia: Mechanisms of Host Immune Evasion by Lyme Disease-Causing Spirochetes. Pathogens. 2021; 10(3):281.

Vorige
Vorige

De Complexiteit van Lyme-Diagnostiek

Volgende
Volgende

De ziekte van Lyme